Gras is om in te liggen, deel 74. | mei 2001 |
![]() |
De Kruidkersen van Eindhoven en omgeving.
|
Van de in Nederland voorkomende soorten van het geslacht Lepidium komen er in onze regio zes soorten voor. Van oorsprong kende onze omgeving maar twee soorten van het geslacht, maar vanaf het toenemende grote verslepen zijn er drie soorten bijgekomen. De laatste soort is een tuinsoort, Tuinkers (Lepidium sativum), die enkele malen verwilderd is gevonden en die in de verdere beschouwingen niet betrokken zal worden
Kruidkers is een van de geslachten van de familie van Kruisbloemen (Brassicaceae). Het zijn soorten met kleine vruchten die iets langer zijn dan breed of zelfs breder dan lang (in de oude terminologie ‘hauwtjes’), zonder of met witte, kleine kroonbladen, die dan allen even groot zijn; elk van de twee hokjes van de vrucht bevat één bruin zaad. De bloeiwijzen zijn eindelings geplaatst en de planten zijn naar boven toe sterk vertakt.
Het handelt in en om Eindhoven om de volgende soorten:
Het zijn geen van alle specifiek pleistocene soorten. Ook zijn zij niet algemeen of anderszins veel aangetroffen, zij het dat Amerikaanse kruidkers opvallend vaak in onze omgeving voorkomt en wel specifiek in Eindhoven. Opvallend anders met de periode 1980-1989 is dat Steenkruidkers weer veel gevonden is, vooral vanaf 1995. Zo staat deze soort weer in een aantal kilometerhokken in Son en volop langs de weg Eindhoven – Valkenswaard tussen het politiebureau aan de Aalsterweg en Aalst en vervolgens weer in Valkenswaard en verderop langs de Luikerweg en verder ook langs allerlei andere wegen.
In onderstaande tabel wordt het aantal vondstmeldingen voor het Eindhoven onderzoeksgebied opgegeven:1980-1989 | 1990-1999 totaal | 1990-1999 deels | |
Veldkruidkers (L.. campestre) | 3 |
0 |
0 |
Pijlkruidkers (L. draba) | 4 |
2 |
2 |
Rozetkruidkers (L. heteropyllum) | 0 |
3 |
2 |
Steenkruidkers (L. ruderale) | 3 |
25 |
15 |
Amerikaanse kruidkers (L. virginicum) | 12 |
32 |
22 |
Nu is het zo dat in de periode 1980-1989 ongeveer de helft van het Eindhovense gebied geïnventariseerd is en in de periode 1990-1999 alle kilometerhokken. Daarom is de derde kolom toegevoegd (1990-1990 deel), waarin de cijfers zijn opgenomen van de dubbel bezochte hokken. Eenvoudig te concluderen is dus dat Veldkruidkers verdwenen is uit onze omgeving en dat Rozetsteenkers een nieuwkomer in Eindhoven is. Gecompliceerder is het om op basis van deze cijfers een definitieve uitspraak te doen over de soorten die in beide periodes zijn gevonden. Daarvoor is immers nodig dat we weten of de soorten in dezelfde hokken zijn gevonden of juist niet. Uit die gegevens blijkt dat Amerikaanse kruidkers nog de meest stabiele Kruidkers van de regio is. Deze soort is in zeven van de twaalf kilometerhokken waarin zij stond voor 1990 ook weer teruggevonden. Pijlkruidkers is slechts in één hok (langs de spoorlijn) in beide inventarisatieperiodes gevonden. Van Steenkruidkers tenslotte zijn alle oude vindplaatsen vervangen door nieuwe. Deze soort gedraagt zich dus in onze omgeving nog het meest als een neophyt.
In het als bijlage toegevoegde schema zijn een aantal kenmerken van de verschillende soorten naast elkaar gezet. Deze komen over het algemeen uit Rich. Volgens een goede gewoonte worden in dit werk uitgebreide beschrijvingen van de soorten gegeven, naast lijntekeningen. Uit het schema, aangevuld met de wetenschap dat van Steenkruidkers de bladen al afgevallen zijn voor de bloei, valt de volgende tabel te maken voor de regionale Kruidkersen in bloei en vrucht:
1 | meeldraden 2, vrucht tot 4 mm lang | 2 |
- | meeldraden 6, vrucht groter dan 4 mm | 3 |
2 | vruchtsteel met één rij haren, vrucht 3 - 4 mm lang, zaad deels met vleugel | Amerikaanse kruidkers (L. virginicum) |
- | vruchtsteel rondom met zeer korte haren, vrucht 1,8 - 2 mm lang, zaad zonder vleugel | Steenkruidkers (L. ruderale) |
3 | vruchtsteel tot 15 mm, (nagenoeg) kaal, vrucht omgekeerd hartvormig | Pijlkruidkers (L. draba) |
- | vruchtsteel tot 7 mm, lang behaard, vrucht afgerond | 4 |
4 | vruchtkleppen met (veel) blaasjes, kroonbladen smal (tot 0,4 mm) en aan de top afgeknot | Veldkruidkers (L. campestre) |
- | vruchtkleppen zonder of met weinig blaasjes, kroonbladen breed (0,5 - 1,1 mm) en aan de top afgerond | Rozetsteenkers (L. heterophyllum) |
L. campestre Veldkruidkers | L. draba Pijlkruidkers | L. heterophyllum Rozetkruidkers | L. ruderale Steenkruidkers | L. virginicum Amerikaanse kruidkers | |
Kleur | grijsgroen | groen - grijs | grijsgroen | donkergroen | groen |
Hoogte | 10 - 40 cm | 20 - 60 cm | 10 - 50 cm | 10 - 40 cm | 20 - 40 cm |
stengel | rechtop behaard |
opstijgend of rechtop naar boven vertakt kaal tot dicht behaard |
vertakt van onderaf behaard |
rechtop naar boven sterk vertakt kaal |
rechtop naar boven vertakt kaal |
Rozetbladen | tot 7 cm gesteeld ±gaafrandig |
tot 15 cm met korte brede steel bochtig getand |
tot 8 cm gesteeld enkelvoudig of geveerd met 1 - 3 paar zijlobben |
tot 8 cm gesteeld geveerd met smalle eindlob en 3 - 6 paar zijlobben |
7 - 9 cm gesteeld geveerd met brede eindlob en 2 - 5 paar zijlobben |
stengelbladen | zittend met stengelomvattende oortjes bovenste tot 4 cm |
zittend met stengelomvattende oortjes | zittend met stengelomvattende oortjes tot 5 cm |
naar boven toe steeds minder gedeeld de bovenste lijnvormig tot 3 cm |
zittend tot kort gesteeld, lijnvormig tot eivormig |
Kelk | 1,0 - 1,8 mm groen tot geel met paarse top |
1,5 - 2,6 mm groen rechtop tot iets open |
1,3 - 2,5 mm groen - paars |
0,6 - 0,9 mm groen - paarsig rechtopstaand |
0,5 - 1,1 mm groen rechtop |
Kroon | lengte 1,5 - 2,6 mm breedte 0,2 - 0,4 mm wit top afgeknot |
lengte 2,5 - 4,4 mm breedte 1,0 - 2,2 mm wit top afgerond |
lengte 2,0 - 3,6 mm breedte 0,5 - 1,1 mm wit top afgerond |
afwezig of 0,5 mm en rudimentair | lengte 1,1 - 1,5 mm breedte 0,2 - 0,6 mm wit soms afwezig |
meeldraden | 6 | 6 | 6 | 2 | 2 |
helmhokjes | geel | rood (dicht) geel (open) |
geel | geel | geel |
vruchtsteel | 3 - 7 mm met lange haren |
4 - 15 mm nagenoeg kaal |
2 - 6 mm met lange haren |
1 - 4 mm met zeer kleine haren |
2,5 - 5 mm aan één zijde behaard |
vrucht | lengte 4,5 - 6,8 breedte 3,7 - 5,5 mm bovenaan met vleugel |
lengte 4,0 - 6,0 mm breedte 3,8 - 5,5 mm zonder vleugel omgekeerd hartvormig tot breed driehoekig |
lengte 5 - 8,6 mm breedte 3,2 - 5,0 mm gevleugeld |
lengte 1,8 - 2,5 mm breedte 1,5 - 2,0 mm aan de top met smalle of zonder vleugel |
lengte 3,0 - 3,7 mm breedte 2,7 - 3,2 mm bovenaan met smalle vleugel |
kleppen | 4,5 - 6,6 mm meestal veel blaasjes |
2,5 - 4 mm | 4,8 - 7,5 mm weinig of geen blaasjes |
1,8 - 2,5 mm | 3,0 - 3,7 mm |
zaad | 2,0 - 2,8 mm, bruin geen of zeer smalle vleugel |
1,5 - 2,5 mm, bruin geen vleugel |
1,8 - 2,2 mm, bruin geen vleugel |
1,0 - 1,6 mm, bruin geen vleugel |
1,4 - 1,9 mm, bruin vleugel aan één zijde |
Literatuur